kop-dinxperlo.gif (4290 bytes) Oorlogservaringen (4)
balletje.gif (644 bytes) Synagoge balletje.gif (644 bytes) Dagelijks leven balletje.gif (644 bytes) Isaac Menist balletje.gif (644 bytes) Familie Prins
balletje.gif (644 bytes) Burgemeester Verbeek balletje.gif (644 bytes) Vernietiging balletje.gif (644 bytes) Monument balletje.gif (1043 bytes) Startpagina

 

EEN DAG IN VUGHT

We kwamen begin april 1943 in Vught aan. Enkele dagen eerder waren we gedwongen ons huis in Dinxperlo te verlaten. Ik was toendertijd bijna 11 jaar en samen met mijn zus Edith, mijn oom Max, tante Paula, neef Alfred en nicht Ruth. We realiseerden ons nauwelijks wat ons te wachten stond.
Bij aankomst werden we onmiddellijk van elkaar gescheiden. Ik was samen met Alfred in een barak voor jongens. De overigen verbleven in andere barakken, vrouwen en mannen in aparte gedeelten van het kamp.

Vught was een dwangarbeiderskamp dichtbij de Philipsfabrieken, die de Duitsers als vitaal voor hun oorlogsinspanningen beschouwden. Behalve de Joden waren er nog andere gevangenen in Vught, de meesten van hen mannen. Sommigen droegen een rode driehoek op hun kleding, wat betekende dat zij actief in het verzet waren geweest. De Duitsers beschouwden iedereen die actief in het verzet was als een communist; vandaar de rode driehoek. Sommige gevangenen droegen een zwarte driehoek. Dit betekende dat zij waren opgepakt wegens handel op de "zwarte markt". Wij Joden droegen onze jodenster.

Elke morgen was er appel. Sommige gevangenen, meestal leden van het verzet, probeerden te ontsnappen. Als zij werden gepakt, werden ze geëxecuteerd doordat ze werden opgehangen of werden doodgeschoten door een vuurpeleton. Soms werden ze vreselijk geslagen. Dit was onze kennismaking met een concentratiekamp. Het was verschrikkelijk, in het bijzonder voor ons kinderen.
Er waren veel kinderen in Vught, allemaal joods. De bewakers wisten niet goed wat ze met ons aan moesten, want we waren te jong om in de fabrieken te werken.

Op een morgen, ongeveer drie weken na onze aankomst, was er meer verschrikking dan anders. Bij het appel werd ons gezegd dat we die dag "ontluisd" en gedesïnfecteerd zouden worden, omdat we volgens de Duitsers vuil waren en onder de luis zaten. We moesten al onze kleren naar een barak brengen, die dan zou worden verzegeld, waarna de kleding zou worden gedesïnfecteerd. We moesten ons uitkleden en ook de kleren die we aanhadden werden in deze barak neergelegd. Toen moesten we naakt naar de douche lopen die een heel eind weg was; het was koud buiten. Na het douchen moesten we naar een andere barak lopen, verder dan waar men zei dat onze kleding naar toe was gebracht, om een of andere onbekende reden.

Ik had niet gemerkt dat de meisjes, die allemaal samen in één barak verbleven, ook gedwongen waren zich uit te kleden, onder het toeziend oog van de Duitse bewakers. Plotseling, toen we naar de barak liepen om onze kleding te halen, zagen we een groep naakte meisjes op ons af rennen. Ze huilden, terwijl ze door de bewakers achterna werden gezeten. Ze kwamen ons voorbij en waren in verlegenheid toen ze ons zagen en ze probeerden weg te kijken. Ik zag dat de meesten van hen huilden en veel meisjes leken rode plekken over hun hele lichaam te hebben. Plotseling stond een van de meisjes stil en riep mijn naam. Ze huilde en toen ik naar haar keek, zag ik dat het Jetty Menist was, die samen met haar oudere broer Isaac goede vrienden van mij uit Dinxperlo waren. Ze stak haar armen in de lucht en zei "Kijk naar mij, kijk toch naar me, kijk wat die beesten met me hebben aangedaan." Ik zag dat haar lichaam helemaal rood was met wonden en bloed rond haar onderbuik. Dit gebeurde allemaal in enkele seconden, maar het leek mij een eeuwigheid.

Klaarblijkelijk hadden de Duitse bewakers de jonge meisjes overrompeld en hadden ze velen van hen, die allen tussen 6 en 14 jaar oud waren, misbruikt. Ik zag Jetty die avond terug, vanaf een afstand, want we mochten niet in de buurt van de meisjesbarakken komen. Ze zat bij de andere meisjes en at van het weinige voedsel dat men kreeg. Ze was gekleed en leek te zijn gekalmeerd. Ze zag me niet.

Ik heb haar daarna nooit meer gezien. Omdat we hele goede vrienden waren geweest, zijn die gebeurtenis en de angst in haar gezicht altijd bij mij gebleven. Ook heb ik mij steeds weer afgevraagd: waarom riep ze mijn naam en niet die van haar broer Isaac?

Op 6 en 7 juni 1943 werden alle kinderen uit Vught naar Westerbork getransporteerd samen met hun familie. Volgens de gegevens werden ze de volgende dag, 8 juni, op enkele uitzonderingen na, naar het dodenkamp Sobibor gedeporteerd. Ik werd op het laatste moment uit de trein gehaald en ben een van de weinige overlevenden en misschien wel de enige van die kinderen die overleefde. Jetty was met haar familie bij dat transport. Ze werden allen direct na aankomst in Sobibor op 11 juni 1943 vergast. Jetty was toen pas 9 ½ jaar oud.

Voor mij is deze gebeurtenis nooit echt "afgesloten". Hij is altijd bij me gebleven. Ik begreep in die tijd niet goed wat Jetty me probeerde te zeggen. Pas jaren later begon ik mij te realiseren wat er met haar en velen van de andere jonge meisjes die dag in Vught is gebeurd.

Fred Spiegel (USA)

Kamp Vught
Kamp Westerbork

Oorlogservaringen:
De avond van Jom Kippoer 1942
Geallieerde luchtaanvallen
Een dag in 1942 
Nog een keer Vught
Nawoord

      
© Arbeitskreis
"Synagogenlandschaften"
02-04-2006 box1@mizrach.org